“Wie heeft jou geïnspireerd om te gaan schrijven?” Deze vraag krijg ik voorgeschoteld tijdens een netwerkbijeenkomst met collega-schrijfdocenten.
Meteen popt mijn vader op. Mijn vader die altijd het beste sinterklaasgedicht schreef en de meest spitsvondige 1 aprilgrappen bedacht, zoals die brief van het CBR dat mijn rijbewijs nog even ging duren, omdat er problemen waren. Met knip- en plakwerk had hij het briefhoofd van het CBR gekopieerd, zo ging dat in die tijd. En alles op de typmachine.
Dus zonder verder na te denken noteer ik A. van Gorkum op het vel papier.
Als iedereen zijn A4 omhoog houdt zie ik belangrijke schrijvers voorbijkomen; J.K. Rowling, Adriaan van Dis en Stephen King. Poeh, daar sta ik dan met mijn vader. Ik voel me onzeker worden en ongemakkelijk, want mijn vader kan met geen mogelijkheid tippen aan al die bekende namen.
In het rondje dat volgt geeft iedereen een korte toelichting op zijn keuze voor een auteur: hij schrijft zo’n mooie volzinnen, de personages zijn goed uitgewerkt… Ik kan me nauwelijks concentreren, want wat ga ik in hemelsnaam vertellen? Ik besluit het simpel te houden en benoem de schrijfpassie die mijn vader legde in zijn sinterklaasgedichten en zijn 1 aprilgrappen, de luchtigheid en de juiste toon. Ik zie sommige docenten raar kijken (denk ik?), maar tegelijkertijd voel ik me met de seconde steviger staan: dat is waar ik het voor doe!