Innerlijke criticus

De innerlijke criticus

Ken je dat, dat je ineens een lumineus idee krijgt om in je huis iets te gaan veranderen of een nieuwe klus op je werk aan te pakken. Je bent nog maar net gewend aan dat idee of er ontspringt al een stemmetje in je hoofd, dat zegt: ”Dat gaat je toch niet lukken, begin er maar niet aan!”, of: “Je bent er niet goed genoeg in, want anderen kunnen dat veel beter.”

Dat is de stem van onze innerlijke criticus en we hechten er meestal veel waarde aan. We geven hem gelijk en besluiten alles maar bij het oude te laten. Het is een gemene stem, die op ons inhakt of ons naar beneden haalt. De criticus zal nooit eens zeggen: “Jij bent zo goed, ga dat vooral doen.” Nee, positieve woorden kent hij niet.

Wat zegt de criticus allemaal?

Om te kunnen weten door welke gedachten je ondermijnd wordt, moet je je eerst bewust worden wat de criticus ons te vertellen heeft. Denk eens aan:

“Je kunt het toch niet”,

“Dat heb je weer fout aangepakt”,

“Je zegt altijd van die stomme dingen”,

“Je denkt alleen aan jezelf”,

“Wat zullen anderen wel niet van je denken.”

Natuurlijk weet je van jezelf dat je niet stom bent, dat je het wel kunt en ook niet egoïstisch bent ingesteld, maar toch neem je die gedachten voor waar aan, omdat je je veelal niet bewust bent van de ondergravende en beschuldigende werkwijze van de criticus. Maar vooral op momenten dat je minder goed in je vel zit, geeft je criticus je een extra veeg uit de pan. Je laat het toe en voelt je nog slechter worden.

Waarom zit die innerlijke criticus er?

De criticus is eigenlijk een beschermingsmechanisme. Hij wil je behoeden voor afwijzing en afkeuring van de buitenwereld en dus zegt-ie: “Begin er maar niet aan, want stel dat het mislukt. Dan word je afgestraft.”  Waarschijnlijk ben je vroeger als kind gecorrigeerd op bepaalde dingen die je niet naar wens van je ouders deed. Je voelde dat je niet aan hun verwachting voldeed en als kind werd je daar door geraakt. Dat gevoel werkt door in je volwassenheid. Je zelfwaardering kan daar een knauw door hebben gekregen en de innerlijke criticus rakelt het telkens weer op.

Wat kun je eraan doen?

Allereerst is het van belang inzicht te krijgen in wat de criticus allemaal tegen je zegt. Noteer die gedachten op memoblaadjes, bv. gedurende een week of twee weken. Ga er dan eens goed voor zitten en kijk wat die gedachten je willen zeggen. Wuif ze niet weg, want dan komen ze toch weer op een ander moment snoeihard terug.

Stel jezelf dan de volgende vragen:

– Zijn die gedachten echt waar?

– Zie je een situatie van vroeger voor je waarin dat tegen je gezegd werd? Wat doet dat met je?

– Zit er wellicht angst onder? Angst om afgewezen te worden? Wat doet dat met je?

Bedank dan dat je criticus voor je wil zorgen, maar zeg dat je zijn advies op dit moment niet nodig hebt. Je bent nu volwassen en weet wat je wilt en kan.

Verzin een beeld voor de criticus 

Nu je erover nadenkt, krijg je misschien een plaatje voor je hoe jouw criticus eruit ziet. Bij mij komt het beeld bovendrijven van een specht die in een boomstam aan het hakken is. Elke keer als ik me er nu bewust van ben dat hij weer een roffel geeft, vraag ik hem vriendelijk naar een andere boom te vliegen.

Een beeld maakt het makkelijker om met je criticus om te gaan, want je ziet hem voor je en je word je bewust wat hij met je aan het doen is. En wat nog belangrijker is, je houdt het daarmee luchtig en niet te zwaar!